Potentiële besparingen door bodemenergiesystemen zijn niets waard als in de gebruiksfase die besparingen ook niet daadwerkelijk worden gerealiseerd. Over het werkelijke rendement van bodemenergiesystemen is veel te doen. In de praktijk valt de besparing vaak tegen. In 2007, 2009 en 2012 zijn onderzoeken uitgevoerd naar de efficiëntie van bodemenergiesystemen. Hieruit bleek dat de werkelijke energiebesparing achterbleef ten opzichte van de verwachte besparing uit het ontwerp.
De warmte- en koudeopslag voldoet in de praktijk soms niet aan de verwachtingen en aan de berekende rendementen. Het niet of onvoldoende functioneren van de klimaatinstallatie waar het bodemenergiesysteem een onlosmakelijk onderdeel van uitmaakt, leidt ertoe dat:
- de back-up installaties (ketels en conventionele koelmachines) worden ingezet in plaats van het
- bodemenergiesysteem;
- de kans op onbalans in de bodem wordt vergroot;
- de kans dat er teveel water wordt verpompt wordt vergroot.
De belangrijkste oorzaak van tegenvallende prestaties is onzorgvuldigheid bij de regeling en het operationele beheer van de installaties. Een bodemenergiesysteem bestaat altijd uit verschillende componenten. Als die niet goed op elkaar zijn afgestemd, vallen de werkelijke besparingen een stuk lager uit dan beoogd. Voor een goed functionerend bodemenergiesysteem is het van belang vooruit te kijken. Je slaat immers in de zomer warmte op voor gebruik in de winter. Sla je niets op, dan heb je ook niets voorradig op het moment dat je het nodig hebt. Gebruikers die overstappen van een conventionele installatie naar bodemenergie zijn niet gewend om op zo’n manier ‘bezig te zijn’ met hun klimaatinstallatie. De gebruiksfase van bodemenergiesystemen is dus van cruciaal belang voor het daadwerkelijk behalen van de energiebesparingdoelstelling.
Text ontleend aan cahier Bodemenergie warm aanbevolen, hoofdstuk 4; Warmte- en koudeopslag, waar voor je geld